Papoeas van Bosnik te Galela - Manfasramdi
Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Papoeas van Bosnik te Galela

perahu Mansusu orang Bosnik
Handelsprauw Op de Reede Van Bosnik, 1916-1918


Enkele maanden geleden kwam mij te Duma aan het meer van Galela een heel troepje Papoesche christen-jongens opzoe­ken. Ieder met zijn doopbrief gewapend deelden zij mij netjes en aardig mede, dat zij van plan waren hier en daar in de klap­pertuinen der Chineezen te werken om aan geld en kost te komen voor hun zelf, en ook om een bijdrage te verdienen voor de kerk te Bosnik, Nieuw-Guinee. Ik teekende hun doopbrieven achterop af, want dat heb­ben alle vreemdelingen hier graag. „Zijn jullie met de boot gekomen?" „Neen Toean, met een prauw." „Wat, met een prauw? hoe zoo?" „Ja, wij hebben een prauw gereed gemaakt, zijn overgestoken naar Monokwari, de kust langs, overgestoken naar het eiland Baigeo, het eiland Geba en dan de groote oversteek naar Patani-Halmahera. 

Dan zijn wij de kust gevolgd: Weda, Boeli, Wasile, Kau, Tobelo en nu zijn wij hier. Drie maanden waren wij op zee." He, wat kranige zeelui! Ik had reuzen eerbied voor die jongens, juist omdat ik veel op zee moet zijn.

Toen ik op dienstreis was te M., zeide de goeroe: „Toean, de prauw van de Papoeas moet je zien. Wat een ding! De wanden zijn van sagoepalm-ribben, alleen de vooren achtersteven zijn van hout." Ik ging dat mirakel bekijken en ja, waarlijk wat een zonderling vaartuig! „Met dat ding zou ik met jullie niet in open zee gaan, niet voor Æ’100.—!" Zij lachten hard, maar waren vol lof over hun prauw, waar men buitenboords kan zitten om te roeien en waar 13 menschen best mee op de vaart konden gaan.

Nadat zij drie maanden gewerkt hadden, kwamen zij weer en brachten geld. Ieder een gulden voor hun kerk te Bosnik, om aan B'r Agter op te sturen en verder 5-10 gulden voor hun families. Als wij bedenken, dat zij per maand 5 gulden en de rijst ver­dienen, dan is het veel, wat zij naar huis sturen. Het viel mij op, dat sommigen den naam van hun moeder niet wisten, net als Galelareezen en Sangireezen vaak ook, om­dat de naam van hun moeder niet mag ge­noemd worden en zij dien dus nooit gehoord hebben. Maar dat hindert niet, dan stuurt men het geld aan een broeder of zuster.

Deze Papoeajongens hebben mij veel eer­bied afgedwongen. Zij hebben in moeilijke tijden een weg gezocht en gevonden om aan den kost te komen, ook al moesten zij daarvoor drie maanden reizen, roeien, in zee tobben en gevaarlijke oversteken maken, en hebben bovendien nog iets voor hun kerk over. Zouden Europeanen ook zoo het hoofd boven water houden en dan nog zoo veel voor hun kerk over hebben? Goede jongens! Het Evangelie is er bij hun niet naast gev­allen.

Sumber: Majalah Het penningsken, 1933, no 7, 01-07-1933

Post a Comment for "Papoeas van Bosnik te Galela"